HALİL
Honger is een scherp zwaard, zeggen ze, en dat is niet voor niks. Toen Halils honger gestild was, was ook die ellendige koppijn tenminste wat gezakt, hij kon weer gewoon nadenken en keek op zijn horloge, dat zijn vader hem vorig jaar voor zijn verjaardag gegeven had: het was ver voorbij het middaguur, het liep al tegen de avond. Een Casio, een patserig ding. 126 gram. Mineraalglas. Waterbestendig tot 50 meter. Kast: grijs-goudgeel. Stalen band: grijs-goudgeel. Diameter: 44,9, lengte: 50, dikte: 9,4 mm. Vorm van de kast: ovaal, met ionencoating. Grote en kleine wijzer: half wit, half goudgeel, secondewijzer: goudgeel. Alleen de cijfers 3, 6, 9 en 12 waren fatsoenlijk aangegeven, in wit. De andere waren elk slechts aangeduid met een klein goudgeel streepje, als dagloners die je zo goed en zo kwaad als het gaat bij het werk uit de brand komen helpen tot de zieke deelpachters weer zijn hersteld. Ook het knopje om het horloge op te winden was goudgeel. In ieder geval is de wijzerplaat zwart, dacht Halil toen hij het pakje had opengemaakt en op internet de website van het merk nauwkeurig had bestudeerd. Als hij zelf iets had uitgekozen, dan was dit horloge wel het laatste geweest. Hij zou een kleiner model hebben gekocht, met een smallere band, een minder hoge kast en zeker met meer grijs of zwart. Maar zo was zijn vader nou eenmaal, die had een obsessieve hang naar goud. Toen er pasgeleden een verstandskies bij hem was getrokken, te rot om nog te redden, had hij er een gouden exemplaar voor in de plaats laten zetten. Halil niet, die hield van zilver. Zilverfiligraan bijvoorbeeld, weg was hij daarvan. Van zilver kon je ringen maken met dunne, elegant gebogen draden die zich als geliefden in een verlangende verstrengeling samenvoegden, armbanden geïnspireerd op waterdruppels, oorbellen zwemend naar geluksbrengende knopjesbloemen, dat hoefde je met goud niet te proberen! Wanneer hij met Maral trouwde, zou hij kilo’s goud kopen, dat wilde het gebruik, dus daar kon hij moeilijk onderuit, maar daarna wist hij het wel, dan kocht hij bij iedere gelegenheid – verjaardag, trouwdag, Valentijnsdag, Moederdag – voor haar sieraden in zilverfiligraan. Halskettingen die van haar zwanenhals afdaalden naar haar boezem, ceintuurs versierd met rijen vijfbladige klavertjes, keurig in het gelid, zo lang dat ze die tweemaal om haar slanke taille winden kon, handsieraden die van haar middelvinger elegant naar haar pols liepen, enzovoorts.
Met die speurtocht naar tien flessen eau de cologne is inmiddels mooi de dag om, dacht Halil. Nu hij had gegeten voelde hij zich krachtig en voldaan, de zon was eindelijk uitgeput van een hele dag brandend aan de hemel staan en glipte weg achter de wolken. Halil veerde op, maar werd meteen draaierig. Hij verweet zichzelf dat hij waarschijnlijk te snel omhooggekomen was, hij ging weer zitten. Inwendig telde hij tot vijftig, een tactiek die hij zich als kind had aangeleerd. Was hij in een situatie waar hij zich doorheen probeerde te slaan, moest hij een karweitje doen waar hij eigenlijk geen zin in had, dan begon hij te tellen. Wanneer hij met de feestdagen mee moest op familiebezoek bijvoorbeeld, wat vaak het geval was; wanneer hij handen moest kussen die naar ui roken, naar knoflook, mest, tabak, ouderdom, terwijl bij iedere hand die hem werd toegestoken zijn maag weer omdraaide; wanneer hij op iets of iemand stond te wachten en hij zijn bovenlichaam gedachteloos heen en weer wiegde, terwijl hij toch niet weinig klappen had gehad van zijn vader, die vond dat hij er op die manier uitzag als een kleuter die niet goed bij zijn hoofd was; of wanneer het spel was afgelopen en Maral terug naar huis liep, terwijl hij haar nakeek en de weemoed probeerde te verdrijven waardoor zijn hart werd overspoeld, en van alles was dat laatste het allermoeilijkst.
Eenenvijftig – Halil stond op, komt tijd, komt raad, was het devies. Het was alsof de plastic literflessen in zijn tas niet gevuld waren met een vluchtige vloeistof, een mengsel van aromatische stoffen, water en alcohol, maar met veren; de gedachte dat hij Maral zou zien joeg hem voort, de afstand waar hij op de heenweg nog een uur over had gedaan, legde hij nu in een halfuurtje af. De laatste drie kilometer, langs de sinistere begraafplaats, rende hij zelfs.
Fragment uit: Çiler İlhan, Een zandstorm, zeiden ze. Amsterdam: De Geus, 2024. 128 pp. Oorspronkelijke titel: Nişan Evi. 2021. Vertaald uit het Turks door Hanneke van der Heijden.