Genres in Turkse literatuur (3): wat is er in vertaling van terug te zien?
Het Turkse literaire landschap biedt meer dan romans. Er is een levendige traditie van poëzie, korte verhalen en essays en analyses over politiek-maatschappelijke onderwerpen. Maar wat zien we van die variatie in Nederlandse vertalingen terug? Geeft het corpus van vertalingen een representatief beeld van de genres het Turkse literaire landschap?
Daar kunnen we kort over zijn: nee. Nu is representativiteit misschien moeilijk te verlangen: we hebben het over een klein lijstje boeken – in de ruim 75 jaar dat er vertaald is, zijn er slechts rond de honderdvijftig titels verschenen. Zelfs romans zijn maar weinig in het Nederlands vertaald. Toch zijn er wel enige kanttekeningen te plaatsen bij de selectie van titels. Dat sommige genres nauwelijks vertaald zijn, is geen toeval maar het gevolg van drie duidelijke uitgeversvoorkeuren in het Westen.
Eén: liever fictie dan non-fictie – een adagium dat vreemd genoeg zelfs in kringen geldt waar literatuur gezien wordt als een ‘brug naar een andere cultuur’, een instrument om de Turkse cultuur beter te begrijpen. Deze voorkeur is een van de belangrijkste obstakels waarmee een uitgeverij als Metis te maken heeft als ze haar non-fictieboeken aan buitenlandse uitgevers probeert te verkopen. Voor een bundel zeer leesbare beschouwingen bijvoorbeeld waarin literatuurwetenschapster en essayiste Nurdan Gürbilek een analyse geeft van de culturele transformatie die Turkije sinds de jaren tachtig heeft ondergaan, kon Gürsoy Sökmen slechts met grote moeite een Engelse uitgever interesseren. En niet alleen omdat de Angelsaksische markt per definitie moeilijk toegankelijk is voor niet-Engelstalige auteurs. Gürsoy Sökmen: ‘Vóór de val van de Muur werd Turkije gezien als een ontwikkelingsland, sinds de val als moslimland. Voor boeken die laten zien dat de Turkse werkelijkheid veel complexer is, is in het buitenland nauwelijks een uitgever te vinden.’ Uiteindelijk kwam de Engelse vertaling er: Living in a shop window, al had de marketingafdeling liever een titel als ‘Guide to Turkey’ gezien.
‘Er is in het buitenland geen belangstelling voor boeken die de vooroordelen ontkrachten, die laten zien hoe het werkelijk zit. Men gelooft niet dat men iets van ons kan leren. Sterker nog: in Europa proberen ze óns uit te leggen hoe het híer zit.’ Meteen na de protesten van vorige zomer kreeg Metis door buitenlandse uitgevers verschillende ‘Gezi-romans’ aangeboden, geschreven door buitenlanders die een paar dagen in het toen bezette Gezi-park bij Taksim hadden rondgelopen. Gürsoy Sökmen kan er nog niet over uit.
Twee: liever een roman dan korte verhalen of poëzie. Er zijn wel enkele bundels met gedichten en korte verhalen gepubliceerd – zo verscheen deze winter zelfs een bundel Osmaanse poëzie, en dit voorjaar komt er een bloemlezing uit met korte verhalen van Sait Faik Abasıyanık – maar dat zijn uitzonderingen op de regel, vaak het resultaat van volhardende vertalers en gedreven uitgevers. Doordat er in het Nederlandse taalgebied bovendien maar weinig literaire tijdschriften resteren, is er nauwelijks nog een podium voor literaire fictie die geen roman is.
En drie: liever een nieuwe roman dan een oudere, waarvan de auteur niet meer in leven is. Die voorkeur is begrijpelijk, want het is moeilijk genoeg om werk van een in Nederland en Vlaanderen onbekende auteur aan de man te brengen. Een auteursbezoek is vanzelfsprekend een groot pre. Maar het onthoudt de lezers wel veel mooi werk. Bovendien, doordat er weinig ouder werk wordt uitgegeven zijn vertalingen van nieuwe romans moeilijk in een literaire context te plaatsen. Hoe oorspronkelijk is bijvoorbeeld het werk van Orhan Pamuk, hoe verhoudt het zich tot boeken van andere schrijvers uit Turkije? Zelf heeft hij er nooit een geheim van gemaakt dat de romans van Ahmet Hamdi Tanpınar en Oğuz Atay een grote inspiratiebron zijn. Maar nadat de eerste vertalingen van Pamuks romans verschenen, duurde het nog bijna vijftien jaar voordat werk van zijn twee Turkse inspiratiebronnen in het Nederlands uitkwam.
Blinde vlek
In het Turkse proza van nu lijkt de roman, zoals in zoveel westerse landen, met een opmars bezig. ‘Hedendaagse prozaschrijvers vatten korte verhalen eigenlijk vooral op als een vingeroefening voor het schrijven van romans,’ zegt auteur Mahir Öztaş. ‘Toch zijn het twee totaal verschillende genres. Zoals Cortázar ooit zei, een kort verhaal slaat de lezer knock-out, een roman verslaat de lezer op punten.’ Tijd is voor Öztaş een van de belangrijkste elementen van een roman. Het kan in zijn ogen ook de huidige populariteit van het genre verklaren. ‘Een roman creëert een tijdsverloop, en de lezer is daar onderdeel van, meer als in een kort verhaal. Dat is misschien iets wat past bij de lezers van nu. Je ziet het ook aan de populariteit van televisieseries. Mensen willen worden opgenomen in zo’n langlopend verhaal.’
Zelf schrijft Öztaş inmiddels ook alleen nog romans. ‘Mijn korte verhalen waren altijd al aan de lange kant. Ik zie de roman als een overkoepelend genre, een vorm die zowel het gedicht als het korte verhaal in zich kan opnemen. Maar,’ voegt hij er lachend aan toe, ‘ik hoop niet dat lezers mijn romans “poëtisch” vinden. Op zo’n manier uitgedrukt is dat meestal geen compliment.’
Zelfs buiten het terrein van de fictie lijkt de roman een grote aantrekkingskracht uit te oefenen. Columnisten als Ahmet Altan, Perihan Mağden en Ece Temelkuran hebben zich de laatste jaren toegelegd op het schrijven van romans. Hun populariteit als columnist zorgt voor verkooprecords van hun romans – die onder andere daardoor niet lang na hun publicatie ook in andere talen uitkwamen.
Dat neemt niet weg dat de literatuur uit Turkije veel meer dan alleen romans te bieden heeft. Een enorme schat aan poëzie en korte verhalen om te beginnen. De twee grote verzamelbundels met gedichten en korte verhalen die enkele jaren geleden verschenen, geven een idee. Oğuz Atay bijvoorbeeld publiceerde behalve zijn (vertaalde) debuutroman, ook een bundel met heel mooie verhalen. Mahir Öztaş schreef een bijzonder verhaal waarin de sfeer van angst en terreur na de staatsgreep van 1980 op een heel ongebruikelijke manier wordt verteld. Zijn collega Şavkar Altınel schrijft poëzie, en mooie maar moeilijk te classificeren teksten die misschien nog het meest op reisverslagen lijken. Evliya Çelebi, een zeventiende-eeuwse Osmaanse reiziger, schreef een beroemd verslag van zijn reizen door zijn immense vaderland, tien delen vol stadsbeschrijvingen, linguïstische observaties, grappen en sterke verhalen. En dan is er non-fictie: analyses en beschouwingen over onderwerpen als de Gezi-protesten en volksbewegingen in Turkije, transseksualiteit, ontwikkelingen in het Turks neoliberalisme. Om een paar voorbeelden te geven. Zou er dan echt niemand zijn die dat in het Nederlands wil lezen?
Dit is het laatste deel uit het artikel ‘Verne, verzen en een spandoek. Turkse literaire traditie en moderniteit’. Verschenen in De leeswolf, jrg. 20, nr. 3 (juni 2014).
Voor deel 1 (over genres in fictie uit Turkije) klik hier. Voor deel 2 (over non-fictie) klik hier.