Een westers filter met heel kleine gaatjes
Er wordt in Turkije heel wat af vertaald. Maar wie een Istanbulse boekhandel binnenloopt op zoek naar een roman of dichtbundel uit Syrië, Irak, Iran, Armenië, Georgië, Bulgarije of Griekenland, komt meestal van een koude kermis thuis. De buurlanden staan nauwelijks in de Turkse schappen. Eigenlijk zijn het vooral de usual suspects die de kasten vertaalde literatuur vullen – romans uit Engeland en Amerika, Frankrijk, Duitsland, de Russische negentiende-eeuwse klassiekers, een beetje Spaans en Italiaans. Hetzelfde dus zo ongeveer als wat er in een Nederlandse boekhandel aan vertaalde literatuur staat.
Om ook onbekende literatuur onder de aandacht te brengen kiest de Istanbulse boekenbeurs sinds kort jaarlijks een gastland. Deze keer was dat Egypte, het centrum van de Arabische boekenwereld. Het Arabische taalgebied mag aan Turkije grenzen, een enorm gebied bestrijken en eeuwenlang samen met het huidige Turkije deel hebben uitgemaakt van hetzelfde rijk, Arabische literatuur is nauwelijks bekend. Volgens een inventarisatie van onderzoeker Hakan Özkan zijn er de laatste twee decennia zo’n tien Arabische literaire titels per jaar in het Turks verschenen. Dat is weliswaar een toename vergeleken met de periode vóór 1988, toen Naguib Mahfouz de Nobelprijs kreeg. Maar als je bedenkt dat er in Turkije jaarlijks vele, vele honderden nieuwe literaire titels worden gepubliceerd, en dat minstens een derde daarvan vertaald is, is het toch een schamel beetje.
De manier waarop de Arabische titels veelal door Turkse uitgevers zijn geselecteerd onthult meteen dat de westerse invloed op de Turkse boekenmarkt niet beperkt blijft tot het grote aantal titels uit westerse landen. Turkse uitgevers hebben namelijk lange tijd de Arabische boekenmarkt niet rechtstreeks gevolgd, maar via de fondsen van Engelse, Amerikaanse en Franse uitgevers. Het handjevol Arabische titels dat in het Engels of Frans wordt vertaald, bepaalt daarmee in grote mate welke Arabische titels überhaupt een kans maken in Turkije te verschijnen. De uitgekozen boeken worden bovendien vaak uit die Europese talen in het Turks vertaald, in plaats van rechtstreeks uit het Arabisch. Wat dat betreft is er veel veranderd sinds de tweede helft van de negentiende eeuw, toen Robinson Crusoe – een van de eerste westerse romans die in Turkije uitkwam – niet rechtstreeks uit het Engels in het Turks werd vertaald, en evenmin via de Franse vertaling, maar uit het Arabisch.
Nu zijn de Franse, Engelse en Amerikaanse uitgeverijen een filterend doorgeefluik voor Arabische literatuur, een filter met heel kleine gaatjes. Turkse lezers vonden dat trouwens niet altijd een nadeel. De seculiere elite van de nieuwe Turkse republiek, die ook het culturele leven lang bepaalde, associeerde Arabische literatuur vaak met de islam en het Osmaanse verleden, en dat gold niet als aanprijzing. Dat een Arabische auteur zich al in het Westen had bewezen, was een geruststelling, een ‘stempel van goedkeuring uit een Leitkultur’, zoals Özkan het noemt.
Maar de Turkse boekenmarkt wordt heterogener, zoals het land zich ook politiek minder op het Westen alleen concentreert. Er is steeds minder sprake van één culturele elite – of misschien was dat al langer zo, maar wordt het geleidelijk aan ook onderkend. Turkije heeft tenslotte heel andere historische, politieke en culturele banden met de Arabische wereld dan het Westen. Met een selectie van wat er in het Westen verschijnt, kunnen uitgevers onmogelijk aan de behoeftes en interesses van het hele Turkse lezerspubliek beantwoorden.
Dit bericht is in december 2011 verschenen op Schwob.